Wapserveen 2005
“tegenstrijd of samenspel in Wapserveen”
opening op 30 april 2005
galerie Bakker
“Landschappen van Noord-Nederland”
Yvonne Bakker Antje Sonnenschein Janhendrik Dolsma
Dames en heren,
Intro, dank en eer, koninginnedag, bezoek, discussie: democratie-koningsschap, tegenstrijdigheid? aan- en afwezigheid, oranje.
Stelt u zich voor dat u 25 sinaasappelen doormidden snijdt en in een mand legt. U pakt er vervolgens willekeurig twee uit en voegt ze samen tot één sinaasappel. De eerste indruk zal er een zijn van: há, een sinaasappel. Maar hoe ik ook draai, ik kan er nooit een sinaasappel van maken. En beide helften zullen ook anders smaken.
Ik had al ja gezegd, op de vraag deze expositie te openen, nog voor ik enig idee had om welke schilderijen het ging of liever om welke schilderijencombinatie. Toen de prachtig uitgevoerde uitnodiging in de bus viel, zag ik pas welke twee kunstenaars hier bijeengebracht zouden worden. Wat een wereld van verschil. Een realist en een expressionist; dat is toch de eerste indruk. Wat bezielde Yvonne Bakker, dacht ik, om deze twee schilders gelijktijdig te tonen?
“Het leek me een leuk idee” was min of meer haar antwoord. Een creatieve daad dacht ik, nauwelijks over nagedacht, je niet laten afleiden door mitsen en maaren, of door lamleggende reflectie, we zien wel wat er uit komt, gewoon: een leuk idee. Toch geloof ik dat er iets diepers aan dit idee ten grondslag moet liggen, maar wat?
Het samenbrengen van werelden? Iets nieuws willen uitproberen? Eigenwijsheid? Het zoeken naar grenzen? Het opheffen van tegenstellingen? Een uiting van de Shakespeariaanse filosofie: to be or not to be?
Hier in Drenthe, dat al honderden jaren bekend staat onder de naam ‘de olde landschap’, waar kunstenaars uit het gecultiveerde westen heentrokken om het oerhollandse landschap op doek vast te leggen, brengt Yvonne twee kunstenaars in haar galerie samen die ik tegenover elkaar zou willen stellen
als nat en droog, omlaag en hoog, gevoel en oog,
als licht en kleur, contemplatie - cri de coeur, ruimte en geur,
als wolk-water-wad en boerderij-boom-pad;
Beide schilders begeven zich regelmatig in hun eigen landschappen om, met alle voelsprieten uit, te ervaren wat het is. De ene op het land, het hoge land, de ander aan de zee, het lage land. Zij maken schetsen en foto’s. Zij werken soms ter plekke maar, zo heb ik begrepen, meestal in hun ateliers. Zij kijken, ruiken, snuiven, lopen en voelen. Leggen vast en nemen mee naar huis. En wat nemen zij mee naar huis? Een gevoel? Een beeld? Een soort totaalervaring van de natuur? Een herinnering aan vroeger, opgeroepen door een hedendaagse lucht?
Beide schilders máken landschappen. Zij maken ze zélf. Ze zijn er pas als ze geschilderd zijn. Beiden laten toeval toe in het ontstaan van hun werk. Ze gebruiken het materiaal verf om zaken weer te geven die in verf niet bestaan. Blauwe lucht is echt iets anders dan blauwe verf. Compositair zie ook overeenkomsten. Zowel bij Antje als bij Janhendrik overheerst de assymetrie en spelen diagonalen een belangrijke rol in het schilderij; bij Janhendrik bespeur ik iets vaker de neiging tot centraalcompositie en evenwicht.
Maar hoe verschillend van smaak zijn de twee helften sinaasappel hier? Waarin zijn beide schilders anders? En erger nog waarom kunnen deze schilderijen wellicht niet samen door een deur, laat staan in één ruimte hangen?
In Nederland is Joachim de Patinir de eerste schilder die zogenaamde wereldlandschappen uit vele waarnemingen opbouwde. Schilders ten noorden van de Alpen gebruikten bolle spiegels om landschappen te schetsen. De gezichtshoek werd dan aanzienlijk vergroot, waardoor er een weidsere indruk ontstond. David Hockney laat in zijn boek Secret Knowledge (Geheime Kennis) zien hoe die methode van stukjes werkelijkheid ook werd toegepast in andere genres, zoals figuurstukken. Hij past het principe zelf toe in zijn eigen fotocollages. In dit licht bezien is het interressant te weten dat Janhendrik Dolsma soms de digitale camera en de computer gebruikt voor zijn landschappen. Zo stelt hij hele wolkenluchten samen uit series foto’s die achter elkaar genomen zijn van naast elkaar liggende stukjes lucht of bodem. In de computer plakt hij ze vervolgens weer aan elkaar tot ruimtelijke constructies die daarna op het schilderij worden overgebracht. De schilderijen van Janhendrik zijn soms echte stukken werkelijkheid, of liever leunen soms erg sterk op de werkelijkheid, maar vaak ook zijn het pure verzinsels. Des te leuker wordt het natuurlijk als kenners van het weer in Nederland precies kunnen duiden wat er straks in een schilderij gaat gebeuren of wat er net gebeurd is: ‘daar komt regen van’, ‘de wind steekt op’, ‘een zware hagelbui ontstaat boven zee’.
Zijn titels verwijzen daar vaak naar.
We weten allemaal hoe in de twintigste eeuw het landschap werd omgetoverd tot expressiedrager. In navolging van ontwikkelingen in Duitsland werd ook hier in Nederland bij de schilders van de Ploeg het landschap meer gebruikt om iets anders uit te drukken dan dat wat zichtbaar was: de onrust van de schilder kon je dan bijvoorbeeld afzien aan de toets, die wild, snel en ongedurig leek te zijn neergezet; of zijn uitbundigheid zou uitgedrukt worden door de kleur die zo extreem was gekozen dat het landschap van het doek af leek te spatten.
De schilderijen van Antje Sonnenschein willen in die expressieve traditie staan. De bijna onbezonnen directheid zorgt voor een spetterende zintuigelijke ervaring. Detaillering is onbelangrijk en vervorming en vereenvoudiging soms nodig om een krachtig beeld op te roepen. De huid van het schilderij kan bijna autonoom worden en behalve het spoor van de toets, zelfs zand bevatten, alsof het landschap zelf in het schilderij is gekropen. De textuur ontstaat door het pasteuze opbrengen van verf die hier eens nat en daar weer droger wordt opgebracht. Van dichtbij gezien zijn de klodders verf betekenisloos en lijken slechts drager van kleur.
Natuurlijk is bij Janhendrik Dolsma ook sprake van een toets, als je maar door een loepje kijkt. Hoewel dat ook wel weer meevalt; kijk maar eens naar die meeuwen op een van zijn schilderijen, die bij nadere beschouwing met het blote oog ruige verftoetsen blijken te zijn. Bij hem valt op hoe in de wolken de pasteuze toets naar voren komt terwijl deze op de grond onder de verfhuid lijkt te zitten.
Zijn kwaststreken staan in dienst van een uiterlijke werkelijkheid, terwijl de kleurige soms sliertige verfsporen bij Antje meer iets zeggen over wat zich in haar binnenwereld afspeelt dan over wat er te zien is. De toetsen bij Antje lijken vanuit elleboog en pols gezet, terwijl Janhendrik meer pols en vingers inzet.
Antje heeft hoge horizonnen waardoor de nadruk op de grond, de akkers, de weiden valt; je zou kunnen zeggen dat zij naar de aarde kijkt en naar de sporen die daarin achtergelaten zijn door natuur en mens. Je ziet vaak een boerderij, een akker, een paadje of een beekje. De lucht lijkt veelal nodig omdat er nu eenmaal lucht hoort bij een landschap.
Bij Janhendrik zie je de horizon meestal laag liggen en als ie wel hoog ligt, wordt de lucht vaak in water weerspiegeld. De nadruk ligt hier dus op de hemel, waarin meestal wolken drijven volgens de ongeschreven wetten van de natuur. Het water speelt logischerwijs een spiegelende rol en maakt daardoor de lucht nog eens extra aanwezig, verdubbelt de ruimtelijkheid.
De paden, sloten en richtingen bij Antje spelen zich onder de horizon af en laten zien hoe ze ontstaan zijn in de tijd door moeite, door herhaling van scheppen, lopen of stapelen, door ingrijpen van mens en dier. Het lijkt echter licht en luchtig geschilderd.
Het tumult bij Janhendrik bevindt zich grotendeels boven de horizon en benadrukt het continu veranderende niet-materiële waar mens en dier aan onderworpen zijn.
De schilderstijl komt doordacht en doorwrocht over.
De tegenstelling is niet sluitend: ‘materie tegenover energie’, en andersom. Een echte sinaasappel kan ik niet van maken.
nat en droog, omlaag en hoog, gevoel en oog,
licht en kleur, contemplatie - cri de coeur, ruimte en geur,
wolk-water-wad en boerderij-boom-pad;
Door de kleurcontrasten bij Antje spatten de schilderijen bijna van de muur, ze komen op je af, ze zorgen voor onrust. Je kijkt naar beneden en voelt je verbonden met het leven en de aarde. De schilderijen zijn uiterst aanwezig.
Janhendrik trekt zich terug en geeft ruimte aan het spel van licht.
De wijde blik, de hoge lucht met wolkenformaties, de koele kleurtonen en het licht-donkerspel leggen de nadruk op ruimte, leegte, afwezigheid.
Aanwezigheid en afwezigheid. Kunnen beide tegelijk?
Er zijn of er niet zijn.
To be or not to be.
Ofwel: lukt het u zoals Yvonne ons voorstelt:
‘to be and not to be’
Theo van Egeraat 29 april 2005
Volgende
“oorlog in mebius” opening op 13 februari 2005 te Noordhorn Geesje Ine Tommy Edwin Frank Dames en heren, U komt hier om te kijken, dus waarom zult u gaan luisteren? Waarom dringt het woord zich...
Top