Noordhorn 2006
“Met verve bij Mebius”
opening op 28 januari 2006 om 14.00 uur
galerie Mebius Noordhorn
“schilderijen en keramiek”
Ingrid Ripke-Bolinius & Klaas Werumeus Buning &
Janhendrik Dolsma & Ronald Soeliman
Dames en heren,
“Niets in het leven is wat het lijkt”, las ik onlangs in een krant waarin een polemiek werd gevoerd over fictie en non-fictie in de litteratuur. De vraag was in hoeverre waargebeurde verhalen of geschiedenissen in een literaire romanvorm mochten worden weergegeven. Gelukkig was een van de conclusies dat een dergelijke litteratuur er gewoon is, getuige schrijvers als Geert Mak en Christine Otten. Het probleem was eerder of je mocht liegen en verdraaien, of sterker nog hoe ver je mocht gaan met dat liegen.
Dames en heren ik moet u iets bekennen. Ik heet eigenlijk geen Theo maar Ted. Het was op een snikhete dag, in de zomer van 1947.
Mijn opa zag, bij mijn geboorte, toen hij erop uit gestuurd werd om de geboortekaartjes op te halen bij de drukker, dat mijn ouders de voornaam Ted hadden gekozen. Blijkbaar een ode aan de Canadezen of Amerikanen die ons bevrijd hadden. Mijn opa, die Theo heette, bedacht zich geen seconde, gaf ter plekke opdracht om nieuwe kaartjes te drukken en kwam hiermee zonder een woord te zeggen thuis.
Om erachter te komen of dit verhaal vertekend, verdraaid, gelogen of historisch juist is, zult u heel wat moeite moeten doen.
Makkelijker heeft u het bij beeldende kunst. Kunstenaars zíjn leugenaars. Zij scheppen illusies. Zij doen dit niet met 26 lettertekens, maar met materie. Die materie, dames en heren is dit keer verf en klei. Om precies te zijn olieverf en porseleinaarde. Ze gebruiken allevier op de een of andere manier kleur. Maar wat een verschil is er..... tussen deze vier kunstenaars!
Bij Janhendrik Dolsma zien we eigenlijk de grootste beperking. Hij gaat het zuinigst om met materie, beperkt zich het meest in zijn onderwerp en schildert eigenlijk niets. Als u hem zometeen deze ruimte vroegtijdig ziet verlaten, is hij het niet eens met mijn betoog bij zijn schilderijen. Laat hem dan maar; hij schildert en ik open! Zijn schilderijen gaan over de leegte. Je ziet meestal luchten met een beetje aarde, ja, je moet toch érgens staan. Wolken komen en gaan, als zichtbare dragers van het weer, van stemmingen, van warmte of kou, van dreiging of opklaring, van dóórbreken of dichtzitten, van open vertes of tegenlichten, van spiegelingen in water of lichtbrekingen in wolken, van verdichting of transparantie. Ik vergelijk deze buitenwereld graag met mijn eigen binnenwereld. Mijn gedachten, stemmingen en gevoelens wisselen voortdurend als de wolkenluchten aan de hemel. Vaak raak ik in gevecht, accepteer de gang van zaken niet, of hecht ik juist enorm veel waarde aan deze zaken van –toch- voorbijgaande aard. Soms laat ik mij meeslepen door gebeurtenissen buiten mij, waardoor mijn innerlijke wereld aan het zicht wordt onttrokken. Bij Janhendrik is er niets behalve dat wat er is: de leegte. Er is vrijwel altijd alleen maar horizontaliteit, geen menselijk gestalte die komt storen, geen verkeer, geen toren. Gelukkig blijft er voor hem genoeg over om zijn ruimtesuggesties op te bouwen: weinig land en water, veel lucht en wolken. Hoe doet hij dat? Voor diegenen die daar meer over willen weten -en wie wil dat niet?- verwijs ik graag naar het boekje ‘Janhendrik Dolsma Waddenschilder’ waarin veel wordt verhelderd over zijn werkwijze en de opbouw van zijn schilderijen.
[als ik mij niet vergis is het hier te verkrijgen?!]
Maar hier kunt u zelf met uw eigen ogen een aantal schilderijen zien en concluderen hoe groot de leugens van Janhendrik zijn.
Ik wil in dit kader graag nog even wijzen op de verfhuid. Want benader je zijn schilderijen voorzichtig dan zie je wat je niet verwacht: uit de factuur valt af te leiden hoe hij verf met de kwast slaat, hoe kleurovergangen al dassend ontstaan, hoe toetsjes en klontjes accenten zetten om aandacht te trekken. Een teleurstelling kunnen wij niet onderdrukken. Wij zijn bedrogen: het is gewoon verf op een plankje.
Ronald Soeliman doet over dat bedrog niet kinderachtig. Hij komt er open voor uit. Mensen met kinderen kennen het probleem: “ Hoe vaak moet ik het nou zeggen? Iets minder pindakaas, kan ook nog wel, hoor!” Bij Ronald is het nooit genoeg. Hij belegt zijn schilderijen rijkelijk. In wat ouder werk, dat nog met de kwast is geschilderd, valt het nog enigszins mee. Maar op het recente werk dat met het paletmes is geschilderd, ligt de verf er duimendik bovenop. Het lijkt wel of hij met laarzen vol herfstbosbladeren heeft gewerkt. De sporen van het mes, of de mesjes, zijn duidelijk zichtbaar. Zij snijden door de verf, zij mengen de verf, zij brengen er reliëf in aan. Soms krast hij met een paletmes een spoor in de nog natte verf, bijvoorbeeld om fijne takjes te suggeren. Omdat hij overal niet zuinig is met zijn verf, is de kleurwerking erg intens en vraagt elke partij min of meer evenveel aandacht.
We kunnen er niet omheen het is met verve geschilderd. Het is onmiskenbaar met vérf geschilderd; het materiaal verf dringt zich op en het is des te verrassender dat er landschappen ontstaan die toch uitermate illussionistisch zijn. Ons netvlies laat zich blijkbaar graag bedonderen.
Ronald Soeliman richt zich qua onderwerp meer op de bodem dan Janhendrik en lijkt daarmee ook qua voorstelling meer op materie te wijzen. De stoffering van het landschap boeit hem enorm. Planten en bloemen, gras en bomen, stammen en struiken, heide en bladeren, water en zand. Daarbij gaan horizontale elementen hand in hand met verticale. En ook hier: geen mens te bekennen. Geen voetstap op de grond, geen omgezaagde boom in het bos. De verf, ja de verf, die wijst erop dat de mens overdadig aanwezig is. Natuurlijk speelt licht ook bij hem een belangrijke rol. Maar het is alsof hij op geen enkele manier wil verhullen dat zelfs licht van verf gemaakt is.
Qua schildertrant is Klaas Werumeus Buning het meest verwant aan Ronald. Niet dat hij ook zo rijkelijk met verf omspringt, maar hij kan af en toe ook zeer pasteus schilderen. Bij hem zien we echter afwisseling: sommige partijen zijn magerder en in één streek opgezet; andere, vaak lichtere partijen, liggen er dikker bovenop. Het substantiële, materiële karakter van de verf wordt beslist niet weggemoffeld. Dit wordt nog versterkt door zijn wijze van schilderen. Het hele scala aan hantering is aanwezig. Van het neerzetten van toetsen en het trekken van sporen tot het wroeten in de verf. Net als bij Janhendrik past hij de olieverftechniek zeer gevarieerd toe. Maar Klaas is daarin uitgesprokener. Zijn dansende penselen en kwasten lijken het soms niks uit te maken of er van een voorstelling sprake moet zijn. Het expressieve karakter van zijn schilderijen is daar grotendeels aan te danken. En aan de kleur natuurlijk; het complementaircontrast en met name het duo oranje-blauw is vaak terug te vinden in zijn schilderijen of in details.
Klaas heeft van de hier aanwezige exposanten ook de grootste variatie aan onderwerpen. Hij kan niet kiezen voor één thema, of hij wil het niet. Er dient zich zoveel aan in zijn blikveld:
stadsgezichten, bananenschil,
kindergejoel, zijn eigen smoel,
vrouwen met wie je het zo zou willen doen, lover in alle soorten groen, fruitschaal met appel of citroen.
Vreemd hoe in een omgeving met zoveel kleur, verf, textuur en expressie het fragiele porselein van Ingrid Ripke-Bolinius stand houdt. Op een tafel gedraaide keramiek met niets dan soms in engobe aangebrachte kleurschakeringen of met mate toegepast glimmend glazuur.
Licht speelt een subtiel spel met de bijna kleurloze vormen van haar vazen; het licht lijkt de matte vaasvormen voorzichtig te strelen en de lichte rillingen in het oppervlak nauwelijks te willen beroeren. Bolle coconachtige vormen die nauwelijks hun glimmende binnenkant willen verraden, maar dit, via een lange smalle hals toch doen, of met zo’n subtiel nauwelijks uitpuilend rond tuitje, een bijna erotische overgang van buiten naar binnen creëren. Ronde, ovale of rechthoekige openingen die, verstopt in kleurige gevouwen schouders, een mogelijke funktie suggereren. Zowel de symmetrie van de vorm en van de ornamenten als de vormen zelf én de warme kleur geven de objecten een poëtische kracht die haast sacraal wordt.
Flitterdun en breekbaar licht, hebben zij wel iets van rituele attributen en stralen zij de leegte uit die ze omhullen.
Maakt Ingrid dan ook eigenlijk niets?
Dames en heren,
Niets in het leven is wat het lijkt
Niets met verve
Theo van Egeraat
Groningen, 27 januari 2006