Twee Pauwen Den Haag 2011
“ruimte in de twee pauwen”
opening op 7 mei 2011
te Den Haag
Janhendrik Dolsma & René Jansen
Nu alle mei-vieringen achter de rug zijn, hebben we weer ruimte om te ademen en kunnen we breeduit genieten van de schilderijen die hier in de ruimten van De Twee Pauwen worden geëxposeerd.
Mij is gevraagd om ter gelegenheid van deze opening over het begrip ‘ruimte’ te spreken; u mag straks zelf bepalen of ik in de ruimte heb gekletst.
Janhendrik Dolsma en René Jansen zijn twee totaal verschillende schilders die in geen enkel opzicht met elkaar te vergelijken zijn. Althans, zo lijkt het op het eerste gezicht.
Als we al kijken naar de formaten van de schilderijen die hier hangen, zijn ze nogal verschillend. Terwijl de ene kunstenaar bijna 17 vierkante meter (16,8 m2) heeft beschilderd, haalt de ander er nog geen vijf (4,76 m2).
intussen
ÿ Vouwt Theo een kleine lap uit en vervolgens een grote:
De schilderijen van Janhendrik zijn gemiddeld 92 x 92 cm groot, dus nemen ze meer ruimte in, terwijl die van René, gemiddeld, 52 x 52 cm meten. U heeft dus minder muur nodig als U zich een René Jansen aanschaft. U kunt er dan ook méér van kopen.
Kwa kleur zijn de schilderijen van Janhendrik over het algemeen koeler en die van René warmer. Zij lijken daardoor ook kleiner. Het licht is warmer en intiemer; je kunt zien dat hij vaak gebruik maakt van licht dat door een raam van beperkte afmetingen valt, steevast van links komt, en langs het oppervlak van zijn voorwerpen strijkt. Daarbij blijft de ruimte rechts achter vaak in het donker gehuld en onbestemd.
Bij een lage horizon zie je over het algemeen veel lucht. En als je naar de lucht kijkt ervaar je ruimte. Maar zelfs als Janhendrik ons het uitzicht op een horizon belemmert door een hoog duin, is de voorgrond leeg en willen we het duin op, om eroverheen te gaan en de ruimte erachter te ervaren.
Ruimte ontstaat door een centraal verdwijnpunt en alles wat geschilderd is, ligt op de denkbeeldige verdwijnende lijnen. Een soort vermomd lijnperspectief. Dat kan een vloedlijn zijn, een duinenrij of een branding. Maar ook in de lucht spelen perspectivische richtingen een cruciale rol.
De wolken overlappen elkaar in richtingen die diepte suggereren, zij worden naar achter toe kleiner en lijken minder duidelijk. De kleuren en vormen vervagen naarmate zij verder weg zijn. De contrasten tussen de kleuren, de vormen en het lichtdonker zijn vele malen groter op de voorgrond dan in de verte waar de kleuren dan ook nog koeler worden.
Atmosferisch perspectief noemen we dat.
Janhendrik focust op de ruimtelijke samenstelling van water en wolken en strand. Hij probeert reflecterend licht op het water en in de wolken te vangen. De steeds wisselende vormenrijkdom van wolken, nu eens scherp omkaderd dan weer vervagend, geven samen met de weerkaatsing én spiegeling van het licht de illusie van een enorme ruimte.
Een van de belangrijkste verschillen tussen hun schilderijen is de omgekeerde overlapping:
Intussen
Vouwt Theo een betekende lap uit, laat zien en draait om.
De schilderijen van René ogen ook kleiner, omdat zij meer naar binnen gekeerd zijn: kleine binnenruimten en dan nog erg intiem ook, met voorwerpjes die een geschiedenis hebben, uitgekiend bij elkaar geplaatst. Stukjes tak of een noot, een flesje olie, een oude ansicht met punaises tegen een verweerde plank geprikt. Kijk hoe het licht valt óp het rode blikje, dóór de olie in het flesje; hoe het licht gebroken wordt door het glas en het donkere hoekje van het kastje warm oplicht, waardoor er een ruimte ontstaat die contrapunctisch is ten opzichte van de koele schaduwpartij achter het warmkleurige potloodje. (uitleg??)
Over ruimte gesproken, hoe klein en intiem ook!
Maar René schildert toch ook landschappen? Ja zeker wel en hoe! Op deze tentoonstelling laat hij vijf landschappen zien die werkelijk heel ruimtelijk zijn. Hij maakt daarin ook gebruik van ‘vermomd’ lijnperspectief. En ook in deze landschappen is atmosferisch perspectief toegepast. Hier zit het perspectief vooral op de grond en dient de lucht meer als achtergrond. Net als bij zijn landschappen hebben al zijn andere schilderijen ook een soort horizon, een plank, een bed- of tafelrand, die min of meer de scheiding tussen voor- en achtergrond vormt.
Hoewel hun voorstellingen geen onderwerp van discussie is, kan ik niet heen om wàt zij schilderen. Voor henzelf ‘schilderen zij wat zij schilderen’ en als zij over hun werk praten dan gaat dat over ‘verf’, ‘transparantie’, ‘tonaliteit’ en “hoe krijg jij nou die grijzen?”
Maar Dames en Heren,
Beide kunstenaars verschillen nogal in de invulling van hun ruimte.
Bij Janhendrik zien we een lege voorgrond slechts aangegeven met een paar schelpjes of met de vervaagde weerspiegeling van datgene wat boven ons is en bij René zien we een volle gevulde voorgrond.
In al zijn schilderijen, ook de landschappen, lijkt de stoffering van groter belang dan de ruimte:
gras, steen, hout, meeuw, huis, boom, hek, boot, turf.
Bij Janhendrik gaat het over lucht en spiegeling, over weerkaatsing en over het ongrijpbare bewegen van wolk en water en niet over dingen die zich in het landschap bevinden.
Na lang kijken vond ik eindelijk met een loep het strandpaaltje op het schilderij, getiteld: ‘Strandpaaltje’
De een vult de ruimte met niks, zijn ruimte lijkt leeg te blijven, de ander zoekt naarstig naar materie en voorwerpen om daarmee zijn ruimte te vullen. Waardoor de een de ruimte lijkt te willen omvatten, terwijl de ander meer een poging doet om de ruimte in te nemen. De onbegrensde ruimte tegenover de beperkte, te meten ruimte, waarin de afstand tussen de voorwerpen er meer toe doet. Misschien zelfs het verbeelden van het niets tegenover het verbeelden van het iets.
Ik durf zelfs te stellen dat René gaat voor de materie en Janhendrik voor het immateriële. Materie tegenover leegte ......
Als je beide kunstenaars vergelijkt ziet het er ook naar uit dat de een onze blik richt op het grote, de ander op het kleine....
Je ligt in de duinen op je rug en je kijkt naar boven of je ligt op je buik en je kijkt naar beneden: het grote weidse verre tegenover het kleine intieme nabije.
De Chinees Huang Po signaleerde deze tegenstelling (rond 850 na Christus) aldus:
"Het wezen van het Absolute is innerlijk als hout of steen, namelijk onbeweeglijk, en uiterlijk als de ruimte, namelijk zonder grenzen en obstakels."
In de procesfilosofie spreekt men naast de ons bekende dimensies van ruimte (hxbxd) en tijd, van nog enkele dimensies die ofwel dicht- of opengevouwen zijn; de dichtgevouwen dimensie zou zich richten op het kleine en dit geeft je een gevoel van veiligheid; terwijl je van de opengevouwen ruimte lucht krijgt.
Maar staan beide kunstenaars hier echt tegenover elkaar?
Materie en leegte?
Ik woonde laatst een lezing bij van Prof. Dr. Engberts, hij is procesfilosoof en dus dagelijks bezig met ruimte-leegte-beweging-materie-energie.
Hij zei:
“Het wordt onvoldoende beseft dat materie vrijwel geheel uit lege ruimte bestaat.
Legt uit met handen.....
De massa van het atoom is gelokaliseerd in een fractie van het volume van een atoom, kleiner dan 10-27 van het totale volume van het atoom. De rest is lege ruimte”.
ÿ Theo ‘slaat’ met hoofd tegen muur en zegt:
“hier botsen dus twee lege ruimtes”.
Volgens...
Volgens Engberts lijkt materie hard voor ons, als gevolg van de tekortkomingen van onze zintuigen. Vaste materie is in feite ruimte gevuld met een onvoorstelbaar groot aantal gebeurtenissen.
Zin herhalen...
Zo gedacht is er dus geen verschil tussen de werken van Janhendrik en die van René.
En laten we eerlijk wezen, als je goed kijkt zie bij alletwee plezier in de kwaststreek; het is alsof de penselen, dansend over het doek, sporen en een keur aan toetsen achterlaten die ons de indruk geven dat er iets te zien is. De toetsen in de stillevens van René zijn behoorlijk gevarieerd van vorm en lijken net als bij Janhendrik ook onderling in een ruimte te zweven. Een ruimte die fictief is en die in ons hoofd ontstaat.
In wezen kijken we naar het oppervlak van een leeg paneel, gevuld met een onvoorstelbaar groot aantal verfstreken.
Deze tentoonstelling mag dan ook een ode zijn aan de kunstenaars die van niets iets weten te maken.